Het leven van een gemiddelde steenfabriekarbeider in de beginjaren van de steenfabriek is zwaar. ’s Morgens om 05:00 uur begint de werkdag en die duurt op z’n minst tot 18:00 uur ’s avonds. Maar ook dan is het nog niet voorbij: want als buiten werktijden slecht weer op komt zetten, worden arbeiders die in de buurt wonen weer uit bed getrommeld om de drogende stenen met rietmatten te beschermen tegen de regen.

Ruig volk
Het fysiek zware werk van steenfabriekarbeiders is seizoensarbeid: tussen oktober en april als de weersomstandigheden het drogen onmogelijk maakte, is er vrijwel geen werk meer voor “het steenvolk”. Het grootste gedeelte van hen staat dan weer op straat. Sowieso zijn de lonen laag: om de winter te overleven steken de arbeiders zich in de schulden bij de eigenaar van de steenfabriek. Men ziet de arbeiders dan ook als ruig volk dat alleen maar problemen veroorzaakt.

Staking
Als in 1922 de economische crisis toeslaat wordt de situatie voor de arbeiders nog slechter. De steenfabrieken kunnen de stenen niet meer kwijt en de prijzen moeten worden verlaagd. Die korting wordt doorberekend in het loon van de arbeiders. Ze moeten loon inleveren, soms zelfs tot 25%.

Er breekt een wilde staking uit, en er zijn spoedonderhandelingen nodig om ervoor te zorgen dat het vuur ook in de ringoven niet uit gaat. Een levensgroot risico, want een snelle temperatuurswisselingen kunnen rampzalige gevolgen hebben voor de constructie van de oven. Gelukkig komen de arbeiders en de eigenaren toch tot een overeenkomst en de steenfabrieken zijn gered.

Nieuwe eigenaren
Het was in het jaar 1922 dat Dericks & Geldens de fabriek verkoopt aan N.V. Maatschappij Metselmaterialen Smits & Reijnders uit Haarlem. De nieuwe eigenaar van de fabriek.